Als leraar kan hij natuurlijk bij een buitenschoolse activiteit niet achter zijn leerlingen aan rijden op zijn ezeltje, hoewel hij zo wel beter een oogje in het zeil kan houden. Maar daarmee zou hij zichzelf als hodja echt voor gek zetten. Echter, als hij vooroprijdt, kan hij de kinderen weer niet in de gaten houden. Nasreddin Hodja lost dit probleem op door voorop te rijden maar achterstevoren zittend op z’n ezeltje en zo is zijn klas gedwongen zich netjes te gedragen.
Net als vierenveertig jaar geleden, als Holger en ik Akşehir voor de eerste keer samen bezoeken, ademt deze stad nog altijd de geest van Nasreddin Hodja, een islam-geestelijke die in zijn tijd ook filosoof, professor aan de universiteit én rechter is.
Hij zou in 1208 te Sivrihısar geboren zijn maar verhuist op een gegeven moment net als Rumi naar Konya. Nog weer later vestigt hij zich in Akşehir, waar hij in 1284 overlijdt.
In het midden van de enorm grote begraafplaats Nasreddin Hodja Mezarlık staat zijn graftombe die wij vandaag opnieuw bezoeken. Het is nu helemaal afgesloten met marmer en een ijzeren hekwerk.
Vroeger stond er alleen aan het voeteneind een traliehekje met een groot Ottomaans hangslot. De rest was open en toegankelijk voor bezoekers, waardoor het hekje nutteloos was en dus zelfs zijn tombe humor uitstraalde. Het oude hangslot hangt nu aan een van de grote hekken.
Nasreddin Hodja belichaamt de volkswijsheid van zijn tijd en is dat door de eeuwen heen blijven doen. Eigenlijk houdt hij de mensen graag een beetje voor de gek en doet hij de dingen anders dan normaal. De thema’s van zijn verhalen zijn universeel, tijdloos en vol humor maar zetten de toehoorder ook aan het denken, zonder moralistisch te zijn.
Ze worden nog altijd tot in Siberië en Noord-Afrika verteld en zijn in veel talen verschenen.
Enkele jaren geleden geeft Uitgeverij Eenvoudig Communiceren zelfs een boekje uit zodat laaggeletterden in Nederland die opgegroeid zijn met verhalen van Nasreddin Hodja en deze als kind alleen maar gehoord hebben, ze nu zelf kunnen lezen of voor kunnen lezen aan hun kinderen en kleinkinderen.
Bovenstaand standbeeld staat samen met een aantal andere die allemaal een bekende vertelling van Nasreddin uitbeelden in het Nasreddin Hodja beeldenpark.
Het verhaal bij dit beeld gaat als volgt:
“Op een dag leent Nasreddin Hodja een koperen kookketel van zijn buurman. Enkele dagen later brengt de hodja de ketel terug met een kleinere ketel erin. De buurman vraagt verbaasd wat dit te betekenen heeft en de hodja antwoordt: “Jouw ketel heeft een baby-ketel gebaard. Gefeliciteerd.”
De buurman schudt hem de hand en gaat met beide ketels zijn huis in om ze in de keuken op te bergen.
Na een paar weken vraagt de hodja zijn buurman opnieuw een ketel te leen, een aanzienlijk grotere deze keer en dus ook veel meer waard. De buurman geeft hem met een gul gebaar mee, hopend op nog een ‘kind’.
Maar de buurman hoort niets meer van de hodja en heeft na een tijdje nog steeds zijn grote dure ketel niet terug. Dus gaat hij naar de hodja en vraagt wanneer hij zijn kookketel terugkrijgt.
De hodja kijkt hem aan met betraande ogen en zegt: ”Het spijt mij buurman, maar je ketel is gisteravond overleden”, waarop de buurman verontwaardigd reageert met: “Hoe kan een ketel nou doodgaan?”
De hodja dient hem dan van repliek met de woorden: “Je gelooft wel dat een ketel een kind kan baren. Nou, als een ketel kan baren, dan kan hij ook dood gaan!”
Het allereerste Nasreddin Hodja verhaal hoor ik van mijn schoonmoeder bijna vijftig jaar geleden. Zij was een geboren verteller.
“Een bedelaar krijgt een stuk brood van iemand maar hij heeft niets om erop te doen. Hij gaat naar de naastgelegen herberg en vraagt de waard om wat broodbeleg, maar deze stuurt hem met lege handen weg.
Omdat hij de geur van soep ruikt, sluipt hij met z’n homp brood de keuken in en houdt dit boven de pan kokende soep in de hoop dat er iets van de geur in het brood blijft hangen.
De herbergier betrapt hem, pakt hem bij zijn arm, beschuldigt hem van het stelen van soep en eist geld.
De bedelaar zegt alleen aan de soep geroken te hebben en bovendien geen rooie cent te bezitten, maar de herbergier blijft bij zijn standpunt en eist dat hij dokt voor de geur die hij opgesnoven heeft.
Vervolgens sleept hij hem voor de rechter en treft Nasreddin Hodja in deze hoedanigheid aan. Hij hoort het verhaal van de herbergier en luistert naar de uitleg van de bedelaar.
“Dus je eist geld voor de geur van de soep?”, vat de hodja samen na de hoorzitting. “Ja!”, antwoordt de herbergier.
De hodja haalt wat munten uit zijn zak en rinkelt ermee in zijn hand. “Wat hoor je?”, vraagt hij de herbergier. “Ik hoor het geluid van rinkelend muntgeld”, antwoordt hij op verlekkerde toon.
Waarop de hodja tevreden zegt: “Dat is mooi. Dan heb ik je nu met het geluid van mijn muntgeld betaald voor de geur van jouw soep.”
En zo zijn er eindeloos veel verhalen bekend, die naast humor, veel levenswijsheid en inzicht over de omgang tussen mensen van alle rangen en standen bezitten. Leuk om te horen en leuk om te lezen.